3 mei 2023

Nummer 1.212

“We moeten vrouwen meer betrekken bij het beleid van de Kerk”

“Er is geen enkele reden om vrouwen verantwoordelijke functies te ontzeggen binnen de Kerk. Ook de paus is daarmee bezig. Maar het gaat in kleine stapjes.” Dat zegt kardinaal Jozef De Kesel in zijn afscheidsinterview aan onze drie jonge, vrouwelijke journalisten. Die mochten hem exclusief alle vragen voorleggen die ze wilden stellen.


Katelijne Verhelst, Laura Vannotten & Stacey Osei

 

cover Nummer 1.212
Afbeelding
“We moeten vrouwen meer betrekken bij het beleid van de Kerk”
Kardinaal Jozef De Kesel omringd door – van links naar rechts – Katelijne Verhelst, Laura Vannotten en Stacey Osei. © Geert De Kerpel

Vorig jaar bood kardinaal Jozef De Kesel (75) zijn ontslag aan als aartsbisschop van Mechelen-Brussel. Voor deze jongereneditie van Tertio spreekt hij heel open en transparant over zijn ambtstermijn, de uitdagingen binnen de Kerk en de zoektocht naar zingeving bij jongeren.

Wat weerhoudt de Kerk ervan om vrouwen in meer posities te betrekken binnen kerkelijke structuren?

“Daarin kan je twee verschillende vragen zien. Enerzijds kan je vragen wat de Kerk zich ervan weerhoudt vrouwen te betrekken bij het beleid van de Kerk. Een andere vraag is of vrouwen tot priester of diaken gewijd kunnen worden. De toegang tot het diakenambt voor vrouwen is iets dat op dit ogenblik open ligt. De paus heeft hiervoor een commissie opgericht, en dat is een goede zaak. Theologisch gezien zijn er geen tegenindicaties voor, en er zijn ook veel pastorale argumenten. Vrouwelijke diaconessen hebben vroeger ook in de Kerk bestaan, maar door de patriarchale structuur van de Kerk en de samenleving is het verdwenen. Toch mag de rol van de vrouw en de invloed die ze kan hebben in de Kerk, niet alleen maar gereduceerd worden tot de vraag of ze een of andere wijding kan ontvangen. Zowel plaatselijk bij ons als in de universele Kerk in Rome is het belangrijk om vrouwen bij het beleid van de Kerk te betrekken. Er is ook geen enkele reden om vrouwen verantwoordelijke functies te ontzeggen. Vorig jaar brachten de Belgische bisschoppen een ad-liminabezoek aan Rome. In de Congregatie voor de leken is de secretaris, die de tweede in rang is na de kardinaal, een vrouw. De paus is daar dus ook mee bezig, maar dat gebeurt in kleine stapjes. Er moet nog veel gebeuren, maar dat kan niet allemaal tegelijk. Voor mij gaat het vooral over bekwaamheid. Een vrouw een verantwoordelijke functie geven, alleen omdat ze vrouw is, heeft niet veel zin. Een persoon moet worden aangesteld omwille van de competenties, en die zijn bij vrouwen even groot als bij mannen.”

Toch voelen veel vrouwen een drempel aan.

“We hebben veel goed te maken bij vrouwen, en ik vind het ook een belangrijk thema. Het gaat om de Kerk in haar geheel, waarvan zeker de helft vrouwen zijn. Dat de Kerk dus alleen een mannenzaak zou zijn, klopt niet. De verantwoordelijkheden moeten worden verdeeld op alle niveaus. We komen uit een patriarchale cultuur, waarin de vrouw ondergeschikt was aan de man. Niet alleen in de Kerk, maar ook op cultureel en politiek niveau moeten er nog veel stappen gezet worden om uit die patriarchale structuur te komen. Er mag geen plaats zijn voor discriminatie.”

Is de situatie van het celibaat bij priesters niet tegenstrijdig met wat er in de Bijbel verteld wordt?

“Naar mijn gevoel gaat het niet over de vraag of priesters nu mogen trouwen. Ik heb mijn geloften als priester afgelegd, en ik verwacht niet dat de Kerk mij toestaat om te trouwen. De vraag is veeleer of iemand die al gehuwd is, priester kan worden. Het is ook geen theoretische vraag, want dat bestaat al binnen andere stromingen van het christendom. De oosters-orthodoxe Kerk heeft zowel gehuwde als ongehuwde priesters. De traditie van het verplichte celibaat is gegroeid binnen de Latijnse Kerk, en de oosters-orthodoxe Kerk heeft die wet niet, tenzij voor de bisschop. Er is ook geen enkele theologische, historische of Bijbelse reden om gehuwde mannen het priesterschap te ontzeggen. In Rome weten ze ook dat ik ervoor pleit om de vragen over het celibaat ernstig te nemen, maar niet per se om het tekort aan priesters op te vangen. De gemeenschap is kleiner geworden en we hebben er niet evenveel nodig als vijftig jaar geleden. Maar we hebben geen overvloed, en het zou pastoraal gezien zeer welkom zijn. Ik kan zelf die beslissing niet nemen, maar ik denk wel dat de mentaliteit daarover aan het evolueren is in de Kerk.”

Ook de interreligieuze dialoog is belangrijk. Hoe kan je oprecht een open houding hebben tegenover andere religies met andere standpunten zonder de eigen geloofsidentiteit te verliezen?

“Een geloof dat alleen maar in zichzelf opgesloten zit en niet in dialoog kan treden met een andere overtuiging, dat is een droevige zaak. Dat betekent dat je niet helemaal vrij bent, en dat je bang bent om met anderen in contact te komen. Tot het Tweede Vaticaans Concilie sloot de Kerk zich af van andere religies, uit schrik dat mensen van gedachten zouden veranderen. Paus Franciscus roept vandaag juist op om een Kerk te zijn die naar buiten treedt. De interreligieuze dialoog gaat over spreken vanuit onze overtuigingen met mensen van andere overtuigingen, maar zonder de ander van gedachten te willen doen veranderen. Dat is proselitisme of bekeringsdrang, en dat is niet de bedoeling van de interreligieuze dialoog. Een echte ontmoeting gebeurt altijd zonder verborgen agenda. In het onderwijs zien we dat ook. Een leraar legt geen gedachten op aan de leerlingen, maar het is voor hen wel belangrijk om een leraar te ontmoeten die een overtuiging heeft. Het is aan de leraar om hen te leren een overtuiging te hebben. Vanuit je eigen overtuiging kan je in contact komen met de ander. De interreligieuze dialoog is dus geen belemmering of tegenstelling, hij maakt juist het contact mogelijk. Het geloof is geen ideologie die je de ander wil opleggen, maar de ontmoeting met een persoon.”

Jongeren zijn enorm op zoek naar zingeving in het leven. Hoe kan de Kerk nog een rol spelen in het leven van jongeren vandaag?

“De vragen die jongeren zich stellen over zingeving, zijn dezelfde waar iedereen mee worstelt. We moeten aanvaarden dat er in onze samenleving een vervreemding is ten aanzien van het geloof. Vandaag leven we niet meer in een homogeen christelijke samenleving. De vraag is niet hoe we iedereen in de kerk krijgen, maar hoe we aanwezig kunnen zijn als Kerk. Als de Kerk niets meer zou betekenen en een soort getto in de samenleving wordt waar niemand zich voor interesseert, dan moeten we ons zorgen maken. Om iets te betekenen in de samenleving moet de Kerk inspelen op het sociale en maatschappelijke engagement waar jongeren belang aan hechten. Zich inzetten voor anderen leidt tot geluk. Wie alleen voor zijn eigen zelfontplooiing leeft, verliest zichzelf. Als Kerk moeten we bij de jongerenpastoraal plaatsen creëren om zoekende jongeren in het geloof samen te brengen.”

Wat zijn volgens u de grootste uitdagingen om de LGBTQIA+ gemeenschap in de Kerk te betrekken?

“Volgens mij is het onze taak en plicht om de LGBTQIA+ gemeenschap te helpen en te eerbiedigen. Zij hebben het in het verleden moeilijk gehad en veel geleden. De mentaliteit is aan het veranderen. De Kerk moet mensen die homoseksueel zijn en hun geloof beleven nabij zijn en steunen, want ze kozen niet voor hun geaardheid. Het is niet omdat een homoseksuele relatie in de Kerk niet als huwelijk wordt erkend, dat die liefde onbelangrijk is. Het is een andere vorm van relatie waarop zij recht hebben. Eerbied en respect hebben voor elkaar is hier belangrijk.”

Wordt die gemeenschap vandaag voldoende ondersteund?

“We proberen dat wel. Vorig jaar hebben we een pastoraal project opgezet waarin we dat uitdrukkelijk aan de orde stellen. In elk bisdom wordt iemand aangesteld om deze zorg binnen de gezinspastoraal op zich te nemen. Ik denk ook dat de gelovige mensen uit deze gemeenschap weten dat ze niet uitgesloten en veroordeeld zijn. Er moet nog veel werk geleverd worden, maar we hebben toch een duidelijk signaal gegeven voor de hele kerkgemeenschap.”

Er zijn vandaag de dag veel uitdagingen in de wereld die jongeren bezighouden, zoals de oorlog in Oekraïne of problemen met mentaal welzijn. Hoop blijven houden is dan soms moeilijk. Wat is uw advies voor jongeren die hun hoop verliezen?

“Die vraag is zo oud als het geloof zelf, en ik heb daar geen antwoord op. Tijdens mijn chemobehandeling ontmoette ik een vrouw in de wachtzaal van het ziekenhuis. Ze zag mijn priesterboord en vroeg of ik pastoor was. ‘Ik zou graag gelovig zijn zoals u. Dan zou alles veel minder moeilijk zijn’, zei ze. Ik vertelde haar dat ik dat nog niet zo zeker wist. Het geloof kan een steun zijn in het leven, maar dat betekent niet dat leven makkelijker is. Het geloof geeft ons geen pasklare antwoorden op problemen. Het is niet omdat we geloven dat we geen vragen meer hebben. Het is belangrijk dat jongeren beseffen dat er uitdagingen zijn. Er zijn mensen die zich daar niets van aantrekken en zich geen vragen stellen. Dat is veel erger. Als jongeren vragen stellen, toont dat hun menselijke kwaliteiten.”

Wij zien dat jongeren heel hard op zoek zijn naar hun eigen identiteit en plaats in de maatschappij. Tegelijkertijd zien we ook dat ze een beetje terughoudend zijn om zich te verbinden aan een godsdienst. Wat zou u tegen die jongeren zeggen?

“Dat geldt niet enkel voor jongeren, maar ook voor volwassenen. Mensen voelen een zekere gêne om zich als christen te outen. De Kerk mag geen Kerk zijn die zich opdringt. Het evangelie brengt vrijheid en eerbied voor elke mens, maar het mag niet verkondigd worden op een manier dat mensen er zich bedreigd door zouden voelen. Voor de jongeren is het belangrijk dat ze een vrijplaats vinden waar ze kunnen samenkomen en in gesprek kunnen gaan. Een plek waar ze niet beschaamd zijn om christen of zoekende te zijn. Dat zorgt voor zelfvertrouwen. Waarom zouden we in onze pluralistische samenleving die steeds oproept tot eerbied voor elkaar, geen christen meer mogen zijn? ‘Ik ben gelovig maar… ’ Er komt vaak een relativerend zinnetje na. Dat zou niet nodig mogen zijn. We moeten evolueren naar een samenleving waar niet alle verschillen worden weggeduwd, maar die juist rijkdom vindt in de verschillen met elkaar.”

Moeten we dan eigenlijk meer met elkaar in dialoog gaan?

“Ja, op alle gebieden moeten we meer in dialoog gaan. Dit is ook wat paus Franciscus bedoelt met het synodale proces. We moeten echte dialoog voeren door te luisteren naar de ander, zonder gebruik te maken van een verborgen agenda. Respect hebben voor een ander begint waar we aanvaarden dat we verschillend zijn.”

We denken ook dat het bijzonder moeilijk is voor jongeren om de weg naar dialoog te vinden. Hoe kunnen we zorgen dat die weg makkelijker te vinden is voor hen?

“Door vrijplaatsen te creëren om anderen te ontmoeten. Ze moeten ergens naartoe kunnen. De overtuiging die priesters, pastoraal werkenden, godsdienstleerkrachten en andere christenen hebben, is belangrijk bij die ontmoeting. De enige weg om Jezus te leren kennen is niet door alleen maar te prediken, maar door je geloof met mensen te delen. Ik kan hun het geloof niet geven, maar enkel zijn wie ik ben, met mijn overtuiging.”

Hoe kijkt u terug op uw ambtstermijn?

“Met veel dankbaarheid, maar ik voel me niet meteen nostalgisch. Mensen vragen me of het niet jammer is dat ik moet stoppen, en of ik niet beter nog even zou blijven, maar dat gevoel heb ik niet. Twee jaar geleden werd er bij mij darmkanker vastgesteld en moest ik even mijn taken neerleggen. Nu ik weer beter ben, kan ik mijn werk hervatten. Daar ben ik dankbaar voor. Na mijn ziekte waardeer ik het nog meer om opnieuw mensen te ontmoeten. Ik zit niet te wachten om te stoppen, maar als ik verneem dat er een opvolger is, zal ik tevreden zijn.”

Welk advies zou u aan uw opvolger willen geven?

“Ik wil mijn opvolger niet te veel lessen geven. Het is niet mijn taak om te zeggen wat hij moet doen of laten. Mijn opvolger zal anders zijn dan ik en hij zal de taken ook op een andere manier aanpakken. Ik zou hem vooral aanraden om zichzelf te blijven en het op zijn eigen manier te doen. Als aartsbisschop word je een beetje geleefd en het ambt omvat veel verantwoordelijkheden. Anderen bepalen voor het grootste deel je agenda, en dan moet je opletten dat je als persoon niet begint samen te vallen met je ambt. Anders ben je niets anders meer dan aartsbisschop. Dat is ook de reden waarom paus Franciscus zo goed overkomt bij mij. Je voelt dat hij een mens is, die niet altijd spreekt als vertegenwoordiger van het instituut waar hij voor staat.”  

Lees meteen verder

Abonnee? Lees verder in ons archief Nog geen abonnee? Neem een abonnement, lees meteen verder en krijg toegang tot meer dan 10.000 artikels