“Opkomen voor armen vraagt naastenliefde en systeemverandering”
Zuster Jeanne Devos werd onlangs 88 jaar. Haar levenswerk is de oprichting van de National Domestic Workers Movement in India, die opkomt voor de rechten van huisarbeiders. Meer dan tien jaar geleden nam de International Labour Organisation(ILO) conventie 189 aan, waardoor huisarbeid wereldwijd erkend werd als werk. “Die conventie is een mirakel op aarde”, zegt de zuster van de Jacht in Tertio nr. 1.203 van 1/3/’23.
Liza Cortois

Het werk dat zuster Jeanne Devos verzette voor huisarbeiders, heeft niet minder dan een aardverschuiving teweeggebracht.Wereldwijd werken naar schatting driehonderd miljoen mensen – vooral vrouwen en kinderen – in huisarbeid. In 1999 werd huisarbeid door de VN erkend als hedendaagse vorm van slavernij. Dankzij Conventie 189 kregen miljoenen huisarbeiders rechten zoals elke arbeider. In 2005 werd Devos voor haar werk genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. “Dat is het resultaat van het werk van miljoenen vrouwen”, zegt ze stellig. “Ik was maar een schakel. Een ketting waarvan de schakels niet werken, valt uit elkaar.” Haar voornaamste bijdrage ziet ze zelf in haar onwrikbare geloof in de kracht van kinderen en vrouwen. “Ik wou niet accepteren dat vrouwen die niet naar school zijn geweest, niets kunnen.” Ondertussen is de zuster terug in België, maar berichten uit India blijven dagelijks binnenstromen en haar werk wordt onverminderd voortgezet door de nieuwe generatie. Bij elke nieuwe crisis blijft de beweging zichzelf heruitvinden.
Wat heeft u bewogen om missiewerk in India te doen?
“Ik wou de blijde boodschap brengen aan de armen. De zusters van de Jacht legden vanaf het begin de nadruk op vrouwen en kinderen in nood. In 1963 ben ik naar India gegaan om te werken met mensen met een handicap. Dat was toen geen keuze, maar daarvoor kon ik een visum krijgen en dat werd gesteund door de congregatie. Ik ben nog altijd heel dankbaar dat ik mocht werken met doven. Ze hebben de gave om hun intuïtie te volgen en dat vind ik vandaag steeds belangrijker. Na mijn aankomst in India zag ik meteen in dat het niet draaide om ons, zusters, die de blijde boodschap brachten. Wij waren gezegend om die te mogen ontdekken bij de armen.”
